Ze heeft me wakker gebeld uit mijn waakslaap en terwijl
ik haar nummer zie
schiet mijn linkerarm al in de zwarte badjas, die altijd
voor het grijpen ligt
op het voeteneind van mijn bed-voor-deze-nacht.
Vier trappen en twee klapdeuren verder sta ik voor haar
deur en zie alleen maar donker door het glas. Ik weet dat ze vaker belt. Ook
wel eens voor niets.
Ik weet hoe beginnend-in-de-war ze is. Maar ook hoe leuk,
en grappig en gevat.
Ik open de deur en loop naar waar ik haar slaapkamer
weet. Ik roep haar naam.
"Ja, hier ben ik," klinkt het steunend,
"OOOOOH OOOOOOH….het doet zo’n zeer…"
Ik heb inmiddels het licht aangeknipt en vind haar naast
het bed óp het beddengoed.
“Ik ben gevallen” zegt ze met dichtgeknepen ogen van pijn
en vermoeidheid.
Hoe lang ze hier al ligt,ze weet
het niet, zoals ze wel meer vergeten is.
Dat ze haar komen
wassen ‘smorgens, dat ze op tijd moet eten vanwege diabetes (nou, dat is
helemaal niet nodig hoor), dat er iemand stofzuigt voor haar (oh nee, hoef ik
dat zelf niet te doen dan?) Heel haar appartement ademt de invallende
schemer van het beginnend-in-de-war zijn.
Met één hand houdt ze zich vast aan de matrashoes, de
ander hand graait en zoekt houvast.
“Ik kan u niet optillen” zeg ik zacht als ik naast haar
neerkniel.
"OH NEE, GAAT DAT NIET?"zegt ze welgemeend verbaasd,
met rotterdamse tongval.
Ze
had me voor pittiger aangezien.
We proberen wat, ik stel houdingen voor om overeind te
komen,
ze grijpt en glijdt, schuift en pakt.
"nee hoor, dat lukt niet," hijgt ze
ze draait, probeert en zucht.
Maar het gaat niet.
Ook niet als ik het matras van haar bed haal,
en ook niet
met een stoel voor haar neus waarop ik zelf ga zitten voor contragewicht.
"au-au-au-au, "ze kermt en ze steunt.
Gebroken heeft ze niets, dat weten we al gelukkig, alles beweegt nog goed.
Het
schoot even door mijn hoofd, het zal toch niet.
Gebroken heup… ambulance bellen…
Nee, ze moet alleen overeind. Pak die maar, wijst ze haar
rollator,
die als trouwe wacht aan de andere kant van haar bed waakt.
Ik sleep hem erbij, haar karretje-op-kabouter-stand, want
ze is zo’n klein vrouwtje,
langs het bed, langs de stoel tot de wielen haar
omarmen.
“ STAAT ie DICHT?” roept ze hard, alsof niet zij, maar ik
hardhorend ben.
“STAAT ie DICHT?”
En terwijl ze de bekende handvaten pakt kreunt ze
zichzelf na 25 minuten glijden,
grijpen en graaien in 1 keer HUP omhoog, het bed op.
"HÈ HÈ.." zucht ze.
"HÈ HÈ…"
“Nou,” zeg ik, “wat een strijd was dat”
En ik denk: gelukkig,
Lang Leve de Rollator, haar maatje.
Nu kijkt ze me eindelijk aan, met wat dichtgeknepen ogen.
“NOU…. het doet wel ZÉÉR hoor, en ik heb ook nog es een
bult op mijn kop!”
Maar was u nu eigenlijk zo uit bed gevallen, of liep u wat
te scharrelen door de slaapkamer?
vraag ik nog enigszins verbaasd hoe het zo is
gekomen.
“SCHARRELEN…?” schreeuwt ze luid…” SCHÁRRELEN? “
“MET WIE?” en ze buldert van de lach…
ER ZIJN HIER TOCH GEEN MÁNNEN HAHA
haar dichtgeknepen
ogen zijn weer pretlichtjes geworden.
WANT DAT IS LANG GELEDEN HOOR, HAHA
ze rolt bijna om van het lachen
TOEN HAD IK ME TANDEN NOG!!
Ik lach hartelijk met haar mee, het wordt het een echte
tragi-komedi, deze nachtelijke oproep.
Als ze weer ligt, stop ik haar lekker onder en neem
afscheid.
Morgenochtend licht ik de vaste zorg wel in over haar
valpartij.
En terwijl ik nog glimlachend het licht in de badkamer
uitdoe zie ik ze nog net liggen:
haar tanden in een laagje water in de wasbak….
(p.s. dit gaat (gelukkig) niet over buurvrouw-oma,
maar gebeurde op mijn werk
waar ik regelmatig slaapdiensten heb en ook opgeroepen
kan worden door de senioren in hetzelfde gebouw)
(p.s. dit gaat (gelukkig) niet over buurvrouw-oma,
maar gebeurde op mijn werk
waar ik regelmatig slaapdiensten heb en ook opgeroepen
kan worden door de senioren in hetzelfde gebouw)